Tag archieven: Polder De Dood

Avifauna van de Biesbosch komt eraan!

Vogelsoorten komen en gaan. Zo kun je de veranderingen in de vogelbevolking van de Biesbosch in een notendop samenvatten. “Mooi dat die zijn beschreven in de nieuwe Avifauna van de Biesbosch” stelt oud-collega boswachter Dirk Fey.

Haringvlietsluizen
In weinig landen ter wereld heeft de mens zo’n overheersende invloed op het landschap als in Nederland. De Biesbosch kan daarover mee praten. Fey maakte de ingrijpende landschapsveranderingen van nabij mee. Zo verstomde de hartslag van de Biesbosch, door de ingebruikname van de Haringvlietsluizen in november 1970. De fascinerende getijdenwerking verdween bijna helemaal. Zo’n ingreep heeft natuurlijk een groot effect op de vogelbevolking van de Biesbosch. De tijd van de grote karekiet, een in het riet huizende zangvogel met een bijzonder ver dragende riedel van raspende en krakende tonen, is voorbij. “Toen ik hier in 1965 in de woning op polder De Dood terecht kwam, zongen ze overal. Ik heb er nog eeuwig spijt van dat ik ze toen niet intensiever geteld en gekarteerd heb, tijdens een vaartocht door het Steurgat of zoiets. Die vogels zaten er gewoon en die zouden in mijn beleving ook altijd blijven. Niemand was er in die tijd eigenlijk bang voor, dat het doek voor de grote karekiet zou vallen. Maar ja, na de afsluiting was het met het riet snel gedaan, heel die boel stortte in en werd overwoekerd door brandnetels, haagwindes en wilgenroosjes. Ik had die grote karren (karekieten) moeten tellen…, maar ja, dat is allemaal achteraf”.

Door de Haringvlietsluizen verdween een groot deel van het getij in de Biesbosch. (foto; Jacques van der Neut)

Uitzetting grauwe gans
Door de aangelegde Haringvlietdam, tussen Stellendam en Hellevoetsluis, was men bang dat de Biesbosch in rap tempo zou dichtgroeien en werden er plannen gesmeed om grauwe ganzen in het terrein uit te zetten. Met hun vraat, zou het open karakter van de Biesbosch behouden blijven, althans dat dacht men toen. “Het bleef niet bij plannen, want ik heb ze zelf rond 1971 meen ik, uitgezet. De datum weet ik nog precies, negen juni, op mijn verjaardag nota bene! Het ging toen overigens niet om grote aantallen, drie paar om precies te zijn. Biesboschliefhebber Tom Lebret was er destijds een groot voorstander van en had goede contacten met mensen uit Het Zwin, waar de vogels vandaan kwamen. Ze wilden er daar graag vanaf. Het was in feite niet meer dan een zeer bescheiden aanzet voor de Biesbosch. Later begonnen de grauwe ganzen spontaan op andere locaties in Nederland te broeden en dat kwam natuurlijk niet door die drie paar ganzen die ik in de Biesbosch heb losgelaten” benadrukt Fey.

Nauwelijks broedende roofvogels
De gedaantewisseling van de Biesbosch voltrok zich weliswaar langzaam, maar gestaag. Toen het getij nog vrij spel had, was er niet of nauwelijks broedgelegenheid voor roofvogels. “Dat klopt. Het getij drukte een grote stempel op het gebied. Broedende kiekendieven en buizerds waren er niet. Je zag amper haviken en sperwers. Torenvalken zag je eigenlijk alleen maar in de polders en graslanden rondom de Biesbosch. Je was toen als vogelaar al heel blij met een voorbij vliegende slechtvalk. Daar komt nog bij dat jagers ervan uit gingen, dat alles wat zwart (kraaien) zag of voorzien was van een kromme snavel en klauwen dood moest. Het was gewoon een totaal andere tijd.”

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is torenvalk_0005.jpg
Toen het getij in de Biesbosch de dienst uitmaakte, zag Fey alleen torenvalken in de omringende polders en graslanden. (foto; Jacques van der Neut)

Meer broedvogelsoorten na afsluiting
Toen het getij de dienst uitmaakte in de Biesbosch, kwamen er ongeveer 90 verschillende vogelsoorten tot broeden. Dat aantal is thans opgelopen tot 117, in vijftig jaar dus 27 broedvogelsoorten erbij. Vooral de stormachtige ontwikkeling van de cetti’s zanger spreekt enorm tot de verbeelding. Het is een kleine, bruine zangvogel die in rietruigten huist en wordt gekenmerkt door een keiharde, explosieve zang. Het oorspronkelijke broedgebied ligt in Midden-Frankrijk, maar door uitbreiding van zijn woon-en leefgebied in noordwestelijke richting, komt de cetti’s zanger momenteel in de Biesbosch veel voor. Met ongeveer 1400 paar is het gebied voor deze onopvallend gekleurde rietvogel een kerngebied zonder weerga. Dankzij deze omvangrijke broedpopulatie vestigen cetti’s zangers zich trouwens ook buiten de Biesbosch. Zo hoor ik de uitbundige zang regelmatig op diverse locaties in Dordrecht: in de groenvoorziening bij villawijk De Hoven, langs de Haaswijkweg Oost, rondom het Da Vinci College en op verschillende plekken langs het Wantij.

Een nieuwe, dikke Biesboschpil
In de avifauna beschrijven Sander Terlouw, Albert de Jong, Rob Haan, Hans Gebuis en Reinier Jaquet het recente voorkomen en de ontwikkeling van alle 328 waargenomen vogelsoorten. Ruim 100 jaar

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is Omslag-Avifauna-van-de-Biesbosch-721x1024.jpg
De Avifauna van de Biesbosch is beschikbaar vanaf 12 december.

vogelhistorie overzichtelijk geordend, gebaseerd op tellingen, publicaties en ander archiefmateriaal. Per soort wordt de specifieke situatie toegelicht met kaarten en grafieken en uiteraard gaan de samenstellers ook in op de relatie tussen het beheer en de veranderingen in de vogelbevolking. Zij onderstrepen tevens het belang en de rol van het vermaarde zoetwatergetijdengebied op landelijke schaal. Met maar liefst 570 pagina’s en 638 fraaie foto’s legt het naslagwerk heel wat gewicht in de schaal. De Avifauna van de Biesbosch is vanaf 12 december verkrijgbaar. Kijk voor meer informatie op: www.biesboschboek.nl

Extreem laag water

Door de aanhoudende oostenwind, in combinatie met een lage rivierafvoer, is er in de Biesbosch de laatste dagen sprake van extreem laag water. Sommige mensen denken dat die lage waterstand wordt veroorzaakt door de Haringvlietsluizen die al op een Kier zouden staan. Niets is natuurlijk minder waar! De betonnen waterkering staat zoals gewoonlijk nog potdicht.

Door overwegend oostenwind en lage rivierafvoeren, lopen diverse kreken in de Biesbosch ‘leeg’. (foto; Jacques van der Neut)

Polder De Dood
“Zo’n lage waterstand komt niet veel voor” stelt Rob van der Made, boswachter beheer bij Staatsbosbeheer in de Biesbosch. “Ik woon in het huis op Polder De Dood, in de Brabantse Biesbosch. Van de week was ik daar aan het varen met de Ardea, de werkboot van Staatsbosbeheer en op een gegeven ogenblik kon ik zelfs niet meer bij mijn woonhuis komen. Als het persé moest, kon het wel, maar dan zou ik een flink eind moeten omvaren. De Ardea heb ik toen maar bij de oever neergelegd en met mijn bijbootje naar De Dood gevaren. Sinds de afsluiting in 1970 van het Haringvliet, komen dergelijke extreem lage waterstanden niet veel voor. Het is trouwens wel opvallend dat het dit jaar al de tweede keer is. In maart gebeurde zoiets immers ook al.” Aangezien er door de aanhoudend lage waterstanden veel slik droogvalt krijg je ook een idee van de dierlijkse bewoners. Van der Made en zijn collega Arie Benschop zagen duizenden afdrukken van rattenpootjes in het slik. Ook de ingangen van beverburchten lagen boven water. “Je kon zo in de burcht koekeloeren” benadrukt Benschop uitgelaten. Door de lage waterstanden zijn kreken als het Buitenkooigat en de Sloot beneden Petrus onbevaarbaar. Dergelijke droogvallende kreken zijn uitgelezen stekkies voor blauwe reigers en grote zilverreigers. De vogels stappen behoedzaam door het ondiepe water, in de hoop er nog iets van hun gading te vinden. Het doorstroomgebied in de Noordwaard bij Werkendam ligt er verlaten bij. De randen van de gegraven geulen zijn goed zichtbaar. Op de aangrenzende weilanden lopen een paar honderd grauwe ganzen en brandganzen.

Gat van de Noorderels
In de omgeving van de Ganzenwei vliegt een ruigpootbuizerd. Later verschijnt er een tweede exemplaar in beeld. Een exemplaar bidt regelmatig. Ruigpootbuizerds zijn uitgesproken trekvogels en verlaten hun noordelijke broedgebieden om ’s winters naar het zuiden te trekken. Deze trek begint al in augustus, de terugkeer is in februari. De ruigpootbuizerd geeft wat biotoopkeuze betreft de voorkeur aan de toendra of de overgangszone tussen toendra en taiga. In goede knaagdierjaren broedt hij ook in uitgesproken beboste gebieden, afgewisseld met grote open vlaktes. In dergelijke gevallen broedt de ruigpootbuizerd ook wel zuidelijker. Ruigpootbuizerds eten overwegend kleine knaagdieren (aardmuizen en lemmingen). De rest van de prooien bestaat uit vogels, bij voorkeur sneeuwhoenders, eenden, steltlopers en verschillende zangvogelsoorten. Buiten de broedtijd bestaat het voedsel vrijwel uitsluitend uit kleine zoogdieren. ’s Winters komen ruigpootbuizerds ook op aas af. Via de Noordwaard ga ik weer met de pont terug naar de Kop van ’t Land. Aan ‘onze’ kant van de Biesbosch is het uiteraard ook laag water wat de klok slaat. De Tongplaat is zowat leeggelopen en het Gat van de Noorderels, de kreek pal voor het Johannes Visgemaal, staat bijna droog, slechts een strook water slingert er grillig doorheen. Het waterpeil zakte ook hier ruim beneden N.A.P. Het huidige lage water in het rivierengebied heeft er tevens voor gezorgd dat het op een ‘kier’ zetten van de Haringvlietsluizen voorlopig is uitgesteld. Door de lage waterstanden kan het zoute water namelijk voorbij de denkbeeldige lijn Middelharnis en de Spuimonding komen en omdat Rijkswaterstaat dat wil voorkomen, houden zij de waterkering voorlopig nog op slot.

N.A.P. bepaalt de hoogte

Het Normaal Amsterdams Peil (meestal afgekort tot N.A.P) is de referentiehoogte ofwel peil waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd. Voor het gemak wordt het N.A.P vaak gelijkgesteld aan het gemiddeld zeeniveau. Het N.A.P-net bestaat uit ongeveer 35.000 zichtbare peilmerken, meestal bronzen boutjes met het opschrift N.A.P, aangebracht in kaden, muren, bouwwerken of op palen en bovendien 400 ondergrondse peilmerken. De onderlinge hoogteverschillen tussen de peilmerken worden nauwkeurig vastgelegd. Als gevolg van bodembewegingen treden er voortdurend veranderingen op. Eens in de 10 jaar bepaalt Rijkswaterstaat opnieuw de hoogte van de meeste peilmerken. De gegevens van de peilmerken worden bekend gemaakt in een N.A.P-peilmerkenlijst, waarin de gemeten hoogte ten opzichte van het N.A.P-vlak staat aangegeven en de gegevens waar het merk te vinden is.