Madeira, ook wel bekend als het Bloemeneiland, ligt ten westen van Marokko in de Atlantische Oceaan en is het enige stukje tropisch regenwoud in Europa. Het straatbeeld op Madeira is uiterst kleurrijk, niet in de laatste plaats door de vele bloeiende planten, struiken en bomen. Palmbomen, bananenbomen, (in het wild groeiende) Fuchsia’s, blauw en wit bloeiende Agapanthus siert de bermen en straatkanten en voor de rest de Hortensia’s, Canna’s, witte aronskelken, Bougainvillea en niet te vergeten de bijzonder kleurrijke Strelitzia, vanwege de uitbundige tinten ook wel bekend als paradijsvogelbloem. Natuurlijk fladderen er vanwege al die bloemen de nodige vlinders rond, zoals atalanta’s, bonte zandoogjes, distelvlinders en monarchvlinders.
Laurierbossen
Madeira was ten tijde van haar ontdekking in 1419 zeer rijk aan boomsoorten. Door het eeuwenlang kappen van bomen voor bouwmateriaal en brandstof, zijn er weinig oorspronkelijke bossen op Madeira overgebleven. Zo was in 1433 al een groot deel van Madeira ontbost. Naast houtkap heeft het Bloemeneiland meerdere malen te maken met bosbranden. De sporen van de recente, felle brand uit augustus 2016, waarbij ook huizen verloren gingen in de hoofdstad Funchal, zijn nog duidelijk in het terrein te zien. Door zwartgeblakerde struiken en bomen hangt er dan een grauwsluier over het landschap. Ondanks de bosbranden en de boomkap groeien er in het noorden nog een aantal oorspronkelijke laurierbossen (laurasilva) die nogal eens in nevel zijn gehuld. In april kleuren de glooiende berghellingen donkergeel door massaal bloeiende gaspeldoorns; zij zorgen voor opvallende accenten in het bergachtige landschap. Het laurasilva van Madeira werd door de Unesco in 1999 uitgeroepen tot werelderfgoed. Nog steeds is een vijfde van het eiland begroeid met bossen, maar 90% daarvan bestaat uit uitheemse soorten; er zijn enorm veel boomsoorten ingevoerd, zoals kastanjes, mimosa’s, pijnbomen, Douglas-sparren, cipressen, Japanse ceders, Indiase zilversparren en eucalyptussen. Als je door die weelderige bossen wandelt mis je als Nederlander eigenlijk de vertrouwde zang van tjiftjaf, fitis of de boomkruiper. Hier en daar klinkt slechts de zang van de Madeiravink of de Madeira goudhaan. Er zijn wel opvallend veel merels. In kleine dorpen en gehuchten wordt het klankbeeld in het voorjaar in de vroege morgenuren en tegen de avond volledig door deze zwarte zangvogel bepaald. Op Madeira is alles weelderig begroeid, zo gedijen er maar liefst 67 soorten varens, waarvan twaalf endemische. De metershoge boomvarens zijn bijzonder imposante verschijningen. Tijdens een wandeling stuit je soms op de wel erg forse ‘Trots van Madeira’, een endemische variant van het slangenkruid (Echium) met mooie blauwviolette of witte bloemen.
Madeira muurhagedis
Op Madeira komt maar een soort reptiel voor, de Madeira muurhagedis. Het is niet zo moeilijk om deze fraaie reptielen te bekijken. Het valt eigenlijk op, als je ze niet ziet! Zodra je ergens wandelt in de omgeving van een muurtje of een plantsoen dan zie je er tientallen wegschieten. Als het zonnetje schijnt dan warmen deze koudbloedige dieren zich graag op. Wij zagen grote aantallen in Port Moniz (bij het Orca restaurant) en tijdens ons bezoek aan de botanische tuin in Funchal. Normaal gesproken hoef je er niet naar te zoeken, zij kruisen vanzelf je pad. Sommige exemplaren hebben een fraaie tekening ; een hele trits aan blauwe stippels aan weerszijden van hun lijf. Volgens mij zijn dat de mannetjes, de vrouwtjes zijn overwegend donkerbruin getekend. Op Madeira kun je prachtige wandelingen maken langs levada’s. In mijn volgende blog ga ik daar verder op in.