Miljoenen voor natuur in Haringvliet

Zes natuurorganisaties krijgen een miljoenendonatie om het getijdenlandschap in het Haringvliet in ere te herstellen. Ze willen in de Zuid-Hollandse delta, op de grens van rivier en zee even ten zuiden van Rotterdam, een groot natuurgebied ontwikkelen waar bijvoorbeeld de zeearend, de steur en de bruinvis zich kunnen vestigen. Gisteravond werd bekendgemaakt dat de Nationale Postcode Loterij 13,5 miljoen euro aan het project schenkt.

Betonnen waterkering
De Haringvlietsluizen liggen tussen Hellevloetsluis en Stellendam en werden op 2 november 1970 in gebruik genomen, waardoor de getijdenwerking in het Haringvliet en de Biesbosch aanzienlijk verminderde. Dat er door de komst van de betonnen waterkering onvervangbare natuur verloren zou gaan, beschouwde de overheid

Een historisch plaatje. In het voorjaar van 1994 voerde Rijkswaterstaat een praktijkproef uit met de Haringvlietsluizen, waarbij zout zeewater het Haringvliet mocht instromen. (foto: Jacques van der Neut)
Een historisch plaatje. In het voorjaar van 1994 voerde Rijkswaterstaat een praktijkproef uit met de Haringvlietsluizen, waarbij zout zeewater het Haringvliet mocht instromen. (foto: Jacques van der Neut)

destijds als een onvermijdelijk neveneffect. Eind jaren tachtig gaan er echter stemmen op om de mogelijkheden voor een ander, meer op de ontwikkeling van natuurwaarden gericht spuiregime van de Haringvlietsluizen op een rij te zetten. Een zienswijze die door de diverse waterschappen en agrarische organisaties bepaald niet met open armen wordt ontvangen. Voor het te wijzigen beheer van de Haringvlietsluizen presenteert Rijkswaterstaat vier varianten, variërend van het handhaven van de huidige situatie tot en met het gebruik van de sluizen als stormvloedkering. Om het proces vlot te trekken stelt men de zogenaamde Kiervariant voor, waarbij een beperkt deel van de sluizen openstaat en alleen bij een lage rivierafvoer wordt gesloten. Door de Kier wordt de monding van het Haringvliet brak en dat bevordert de visintrek.

Bij het huidige spuiregime van de Haringvlietsluizen spoelt zoetwatervis, zoals deze reusachtige meerval, tijdens het spuien naar 'buiten' en legt dan het loodje. (foto: Jeanne Soetens)
Bij het huidige spuiregime van de Haringvlietsluizen spoelt zoetwatervis, zoals deze reusachtige meerval, tijdens het spuien naar ‘buiten’ en legt dan het loodje. (foto: Jeanne Soetens)

In de brakwaterzone kunnen specifieke trekvissen zoals fint, zeeforel, zalm, driedoornige stekelbaars en zeeprik zich aan het zoete water aanpassen, voordat zij verder stroomopwaarts zwemmen. Door het ontbreken van een brakwaterzone, kost het huidige spuiregime veel (zoetwater)vis het leven. De overgang van zout naar zoet is te abrupt. Aan die onnatuurlijke situatie komt in 2018 zeer waarschijnlijk een eind. Volgens de planning gaan de sluizen dan namelijk op ‘een kier’. De toekomstige zone brak water zal waarschijnlijk ook vogels aantrekken zoals grote stern, eidereend, middelste zaagbek, rotgans en strandplevier. Wellicht glipt er door de Kier ook wel eens een zeehond naar ‘binnen’. Door de Kiervariant komt er trouwens in een gebied als de Biesbosch geen centimeter meer getijdenverschil. Dat er in het vermaarde zoetwatergetijdengebied zout water terecht komt, is een ander hardnekkig misverstand. De Biesbosch was voor de afsluiting in 1970 een zoetwatergetijdengebied en zal dat ook blijven.

100 jaar Leica

Op de valreep van 2014 naar 2015 stond er in het fototijdschrift Focus een artikel over 100 jaar Leica. In maart 1914 bouwde Oskar Barnack, een medewerker van Leitz Wetzlar, de eerste Leitz Camera. Deze camera was tevens het eerste fototoestel dat gemaakt is voor het 35 mm formaat (24x36mm) en daarmee was de echte handzame camera een feit. Deze camera staat ook wel bekend als de ‘oer-Leica.’

Meetzoekercamera
Na de eerste Wereldoorlog kwam de productie van Leica echt op gang en verschenen er meerdere M-typen op de markt. De Leica M2, de M3, M4 en de M5 om er maar eens een paar te noemen. De M was een verwijzing naar meetzoekercamera  en de 3 stond voor de drie kaders voor het gebruik van een 50, 90 en 135 mm. Voor

Meetzoekercamera
De Leica M4, een meetzoekercamera. Door het ontbreken van een spiegel werkten dergelijke camera’s bijna geroosloos.

kortere brandpuntsafstanden diende de M3 te worden voorzien van een ‘bril’ voor de zoeker en de afstandsmeter. De M-camera’s waren nagenoeg geruisloos (er was immers geen spiegel) en daardoor gebruikte straatfotograaf Henri Cartier-Bresson uitsluitend Leica. Robert Capa, een fotograaf die aangesloten was bij het vermaarde foto-agentschap Magnum, was ook een fervente Leicagebruiker. In de loop der tijd kwamen er technieken waardoor zo’n meetzoekercamera kon worden ‘omgebouwd’ naar een spiegelreflex, door het plaatsen van een Visoflex (spiegelhuis). Als zo’n Visoflex was geplaatst konden er

Spiegelreflex-aanzetstuk
Een folder uit de jaren ’60 van de vorige eeuw toont het gebruik van een Visoflex.

grote lenzen aan de Leica M-modellen worden gekoppeld zoals de 280, 400 of de 560mm.  Later verschenen er ook reflexcamera’s op de markt zoals de R3, R4 en de R5. Het was allemaal fantastisch spul en het werkte eigenlijk altijd.  Maar cameragiganten als Nikon en Canon waren al een eind op streek met de digitale fotografie. De lopende band met allerlei digitale high tech snufjes en evenveel type camera’s denderde maar voort. Leica bleef om wat voor reden dan ook achter. Het wereldberoemde merk probeerde daar nog wel een antwoord op te vinden, door het uitbrengen van een digitale achterwand, zodat de reflexgebruikers van Leica in die dagen toch van analoog naar digitaal konden schakelen. Een groot succes werd het echter niet. Desondanks, is en blijft Leica het neusje van de zalm; een exclusief merk met een bijbehorend prijskaartje. Ook voor oudere type camera’s, afhankelijk van de staat waarin zij verkeren, moet men doorgaans diep in de buidel tasten.